Over de familie
Het stamt af van Merten Merten Cornelisz, die in 1523 een huis op het Ginnekeneinde te Breda kocht.
Het moet worden onderscheiden van een andere familie Van Rijckevorsel
van vooral landbouwers in west Noord Brabant. Stamvader daarvan is een
zekere Marten Frans Jansz, afkomstig uit Rijkevorsel, die in 1647 in
Princenhage (Breda) in het huwelijk trad.
Merten Merten Cornelisz komt in Bredase akten meestal voor als Merten
Cornelisz maar ook als Merten van Vorssel, Van Vorselair, Van
Rijckevorster en Van Rijckevorssel. Zijn vrouw was Jenneken Godert
Lenaerts dr. van Brecht.
Grootvader Lenaert was vermoedelijk een natuurlijke zoon van een begin 15e -eeuwse jonker Jan van Brecht.
Hun zoon, Cornelisz Mertensz, was meester stadstimmerman van Breda.
Vier van zijn zonen hadden mannelijke nakomelingen, maar van slechts
twee, Wouter en Franchoys, stamt de huidige familie af.
Wouter werd protestant (Luthers) en moest Breda verlaten na de verovering van de stad door de Spanjaarden in 1625.
Zijn kleinzoon, Abraham Jacobsz van Rijckevorsel, trouwde in 1636 een
Rotterdams meisje. Zij zijn de voorouders van de zg. Rotterdamse,
ookwel protestantse genoemde tak van de familie.
Deze meestal welvarende kooplieden, brouwers en advocaten werden na
Luthers, Remonstrants. Zodoende konden zij eerst na de omwenteling in
1795 publieke functies gaan vervullen.
Een
vooraanstaand lid van de familie was Abram van Rijckevorsel
(1790-1864), lid van de Tweede en Eerste Kamer en vele jaren president
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Rotterdam..
Zijn kleinzoon Elie van Rijckevorsel (overleden in 1928) was de laatste van deze tak te Rotterdam.
Afstammelingen
van Abrams oom Huibert van Rijckevorsel echter vestigden zich in de 19e
eeuw in Nederland’s Indië, van waar zij in de 20e eeuw weer
terugkeerden. Thans bestaat deze tak nog slechts uit de twee broers
(geb. 1935 en 1940) en hun kinderen en kleinkinderen.
Franchoys van Rijckevorsel (ca. 1557-1641), meester stadstimmerman van
Breda (1584-1626), kapitein van een compagnie burgers, protestants
(Luthers) geworden, verliet na de Spaanse verovering eveneens Breda.
Doordat zijn zoon Jan katholiek is gebleven, is Franchoys toch de
stamvader van de Noord Brabantse, katholieke en vrij talrijke tak.
De kleinzoon van Jan, dr Jan van Rijckevorsel, vestigde zich in 1684 in
’s-Hertogenbosch. Hoewel acht zonen rijk zijnde, had hij maar één
kleinzoon.
Deze, eveneens Jan geheten, wist, geholpen door zijn beide zonen,
Augustinus Tilmanus en Thomas Cornelis, de fima Joan van Rijckevorsel
en Zoonen tot een grote, ook internationale wijnhandel te maken.
Vier zonen van de vermogende Thomas Cornelis van Rijckevorsel (1751-1818) hadden mannelijk nageslacht en vormden vier takken.
De oudste, Joannes Franciscus, had een achterkleinzoon wiens vier
zonen, tot Belg genaturaliseerd, in 1976 in de Belgische adelstand
werden verheven. De overigen van deze oudste tak zijn niet van adel.
De tweede zoon, Augustinus Theodorus werd in 1829 verheven in de
Nederlandse adel en in 1841 tot baron bij eerstgeboorte. Voorts werd
hem gegund de naam Van Kessel achter zijn naam toe te voegen.
De derde zoon, Jacobus Josephus, werd in 1831 verheven in de Nederlandse adel en in 1842 tot baron bij eerstgeboorte.
De vierde en tevens jongste zoon van Thomas Cornelis, Bernardus Jacobus
genaamd, is niet genobiliteerd. Maar een van zijn kleinzonen, mr dr
Augustinus van Rijckevorsel is in 1936 verheven in de Nederlandse adel.
Van alle vier broers leven nog een groot aantal afstammelingen.
Tijdens een feestelijke familie- bijeenkomst te Breda in september 1948 werd besloten te komen tot oprichting van een familievereniging.
In het daarop volgende jaar is deze tot stand gekomen. Sindsdien wordt jaarlijks een familiedag gehouden en wordt een familieblad uitgegeven.
Terug | |